Belanghebbende, X, geniet in de jaren 2005 t/m 2007 een bijstandsuitkering. Hij beschikt in 2005 over een Volkswagen en in de jaren 2006 en 2007 over een BMW. De inspecteur reikt aan X aangiftebiljetten IB/PVV uit voor de drie jaren. Vervolgens legt de inspecteur aanslagen op naar een geschat inkomen uit werk en woning van € 40.000. X dient vervolgens de aangiftebiljetten in, die de inspecteur beschouwt als motivering van het bezwaar tegen de ambtshalve opgelegde aanslagen. De inspecteur vermindert in bezwaar de inkomens naar bedragen van circa € 20.000.
Hof 's-Hertogenbosch acht omkering van de bewijslast wegens het niet doen van de vereiste aangifte in dit geval niet mogelijk. X is wel uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV, maar het is onwaarschijnlijk dat X een aanmaning heeft ontvangen. Omkering van de bewijslast is dan niet aan de orde (HR 14 april 2017, nr. 16/05276, V-N 2017/20.13). Voor de jaren 2005 en 2006 maakt de inspecteur de correcties volgens de normale regels van stelplicht en bewijslast niet aannemelijk. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de partner van X in die jaren een bankrekening had waarop in ieder geval de kinderbijslag werd gestort. Voor 2007 acht het hof het aannemelijk dat X inkomsten uit handel in verdovende middelen heeft genoten voor een bedrag van € 5333 en telt dit bedrag op bij de bijstandsuitkering van € 8266.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e