X is vennoot van een VOF die een coffeeshop exploiteert. Zijn winstaandeel bedraagt 50%. Aan X worden, naar aanleiding van een boekenonderzoek, vergrijpboeten, gecorrigeerde aanslagen en een naheffingsaanslag inkomstenbelasting voor de jaren 2016, 2017 en 2018 opgelegd. De inspecteur stelt dat X de vereiste aangiften niet heeft gedaan door de substantiële verschillen tussen de in de jaarrekening verantwoorde omzet en de berekende omzet uit het rapport van het boekenonderzoek. X gaat in beroep.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat de administratie van X zodanige gebreken vertoont dat deze niet kan dienen als grondslag voor de winstberekening. Er is daarom geen sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast. X legt in zijn administratie alle informatie over de inkoop vast en er wordt niet aannemelijk gemaakt dat de inkoopprijzen te hoog zijn. De rechtbank acht de verklaring van X dat een hoger kassaldo in de onderneming werd aangehouden in verband met een toekomstige verbouwing geloofwaardig. Het beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 6 september
Informatiesoort: VN Vandaag