Belanghebbende, de heer X, is registeraccountant. X en zijn echtgenote zijn bestuurders en ieder 50% aandeelhouder van A bv. Deze bv is bestuurder en enig aandeelhouder van B bv. Samen vormen de bv's een fiscale eenheid (FE) voor de btw, die een accountantskantoor exploiteert. X doet een aantal meldingen in het kader van de Wet melding ongebruikelijke transacties. Degenen waar de meldingen betrekking op hebben, dienen vervolgens forse schadeclaims in. Dit resulteert in jarenlange (civiele) geschillen en uitschrijving bij het Nivra. In 2009 krijgt de echtgenote van X een ernstig herseninfarct. Bij X zelf wordt MS geconstateerd. Tijdens een boekenonderzoek blijkt dat de fiscale eenheid te weinig btw heeft betaald. Tegen de naheffing en de 50% vergrijpboete is geen bezwaar gemaakt, zodat deze inmiddels onherroepelijk vaststaan. Eind 2009 gaat X door het lint bij een conflict met de gemeente en stort volledig in. X is sindsdien arbeidsongeschikt en zit financieel aan de grond. In geschil zijn de beschikkingen aansprakelijkstelling met betrekking tot de FE ten name van X. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X door de ingrijpende gebeurtenissen niet in staat was om tijdig de melding betalingsonmacht te doen. Het kan X evenmin worden aangerekend dat hij geen andere maatregelen heeft getroffen, zoals het aanstellen van een zaakwaarnemer. X wordt daarom wel toegelaten tot het weerleggen van het vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur. X maakt aannemelijk dat hij niet wist en ook niet redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn handelwijze, in de zeven jaren voorafgaande aan het tijdstip waarop de bv's ingebreke zijn, tot gevolg zou hebben dat btw-schulden van de fiscale eenheid onbetaald zouden blijven. Hiertoe wordt overwogen dat X en zijn echtgenote ondanks enige - ook administratieve - fouten wel te goeder trouw zijn geweest. De beschikkingen worden vernietigd.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting, Invordering
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 11 december