Stichting X behartigt de materiële belangen van (oud)werknemers van A bv, B bv en de daaraan gelieerde bedrijven. In november 2008 wil het hoofdkantoor van de A-groep de activiteiten van X afbouwen. Het kapitaal zal daartoe worden uitgekeerd aan de desbetreffende (oud)werknemers. Het bestuur van X verzoekt alle (oud)werknemers vóór 1 december 2008 om minimaal € 1 in het fonds te storten om het mogelijk te maken in 2009 aan hen een onbelaste uitkering van € 675 netto te doen. De meerderheid van de ongeveer 500 aangeschrevenen voldoet aan dit verzoek. Met betrekking tot de uitkeringen in 2009 is in geschil of de fondsenvrijstelling van toepassing is. Rechtbank Haarlem oordeelt dat door de eenmalige € 1-stortingen aan de voorwaarden van de fondsenvrijstelling is voldaan.
Hof Amsterdam oordeelt dat de Rechtbank Haarlem niet bevoegd was om in het onderhavige geschil uitspraak te doen. X is namelijk in het rechtsgebied van Rechtbank Arnhem gevestigd. De onbevoegdheid wordt echter op grond van art. 27s AWR - mede om redenen van proceseconomie - alsnog voor gedekt verklaard en als bevoegdelijk aangemerkt. De uitkeringen zijn loon, omdat deze voortvloeien uit de (oude) dienstbetrekkingen. Aangezien de symbolische stortingen materieel geen betekenis hebben, wordt er vanuit gegaan dat de werknemers de laatste vijf kalenderjaren niet aan het fonds hebben bijgedragen. Hierdoor bestaat geen recht op de fondsenvrijstelling. X stelt ter zitting vergeefs dat vóór 2003 mogelijk ook middels legaten en schenkingen van oud-werknemers stortingen in het fonds hebben plaatsgevonden. Het beroep van de inspecteur is gegrond.