Hof Amsterdam oordeelt, in tegenstelling tot de Rechtbank Noord-Holland, dat X bv geen BTW-ondernemer is. De verleggingsregeling is ook niet van toepassing op diensten die in rekening zijn gebracht aan X bv. De leningen zijn niet bedrijfsmatig verstrekt en er is geen sprake van een economische activiteit.
X bv is een tussenhoudster met een 75%-belang in een dochteronderneming gevestigd in Kazachstan, vennootschap F. X bv leent $ 125 miljoen dollar in bij haar aandeelhouders. Van het geleende geld verstrekt X bv aan vennootschap F een lening van $ 125 miljoen. Daarnaast worden aan X bv kosten in rekening gebracht in de vorm van PCO-fees door een van haar aandeelhouders, vennootschap B. Naar aanleiding van deze feiten verzoekt X bv zekerheid bij de Belastingdienst over haar BTW-positie. De inspecteur meent dat X bv geen BTW-ondernemer is en over de PCO-fees verlegde BTW verschuldigd is. De inspecteur legt een naheffingsaanslag op aan X bv. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat: i) X bv een BTW-ondernemer is vanwege het verstrekken van de geldlening aan vennootschap F, ii) de PCO-fees BTW-belast zijn en iii) X bv een volledig recht op BTW-aftrek heeft voor aan haar in rekening gebrachte kosten. Hof Amsterdam oordeelt, in tegenstelling tot de Rechtbank Noord-Holland, dat X bv geen BTW-ondernemer is. De verleggingsregeling is ook niet van toepassing op diensten die in rekening zijn gebracht aan X bv. De leningen zijn niet bedrijfsmatig verstrekt en er is geen sprake van een economische activiteit. Daarnaast is X bv geen verlegde BTW verschuldigd ter zake van de PCO-fees, omdat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat er in rechtstreeks verband met de betalingen diensten door vennootschap B aan X bv zijn verricht. De naheffingsaanslag is daarom ten onrechte opgelegd. Indien de diensten wel aan X bv zouden zijn verricht maakt dit de voorgenoemde conclusie niet anders, omdat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat de verleggingsregeling ex artt. 6i jo. 6j Wet OB 1968 van toepassing is. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 6j
Wet op de omzetbelasting 1968 6i
Wet op de omzetbelasting 1968 12