Belanghebbende, X, werkt tot 21 november 2017 in dienstbetrekking als financial auditor. Daarnaast verricht X dat jaar werkzaamheden als boekhouder voor A. De omzet afkomstig uit die werkzaamheden bedroeg in 2017 € 700 en € 2.200 in 2018. De werkzaamheden voor A zijn per 1 maart 2019 beëindigd. Per 1 januari 2018 schrijft X zich bij de KvK in. Ook laat X zich, als aanbieder van boekhoudkundige diensten, inschrijven bij bemiddelingsplatform B. Dit leidt niet tot opdrachten. In zijn aangifte IB/PVV 2017 geeft X de omzet afkomstig van A aan als winst uit onderneming. X claimt de zelfstandigen- en startersaftrek. De inspecteur neemt de omzet van € 700 echter in aanmerking als resultaat uit overige werkzaamheden. X heeft dan geen recht op de ondernemersfaciliteiten. In geschil is of dit terecht is.
Hof Den Haag beslist dat X niet aannemelijk maakt dat hij in 2017 heeft voldaan aan het urencriterium. Het urenoverzicht dat X heeft overgelegd, is te globaal van opzet en niet controleerbaar. Reeds om die reden heeft X geen recht op de ondernemersfaciliteiten. Het hof kan in het midden laten of X winst uit onderneming heeft genoten. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.76
Wet inkomstenbelasting 2001 3.6