Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X met haar secretariële werkzaamheden geen winst uit onderneming geniet. X bezit namelijk onvoldoende zelfstandigheid ten opzichte van haar enige opdrachtgever, en loopt ook geen ondernemersrisico. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X, verricht secretariële werkzaamheden voor de praktijkvennootschap van vader B en zoon C. B en C vormen een maatschap. In de jaren 2008-2011 werkt X verder nog, in loondienst, bij enkele andere ondernemingen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen op aan X. Volgens de inspecteur heeft X ter zake van de secretariële werkzaamheden ten onrechte winst uit onderneming verantwoord.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 20 februari 2018, 16/01487 t/m 16/01490, V-N 2018/27.1.2) oordeelt dat X met haar secretariële werkzaamheden geen winst uit onderneming geniet. Volgens het hof bezit X namelijk onvoldoende zelfstandigheid ten opzichte van haar enige opdrachtgever, en loopt zij geen ondernemersrisico. Verder kan X volgens het hof ook geen vertrouwen ontlenen aan de verstrekte VAR’s, aangezien zij enkele vragen onjuist heeft beantwoord. Het hof stelt vast dat X in loondienst werkzaamheden heeft verricht.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 26 september