Hof Den Haag oordeelt dat X bv en vergunninghouders in de zin van art. 8 Wet BPM 1992 geen gelijke gevallen zijn, gelet op de voorwaarden die aan de vergunning worden gesteld. Zij hoeven daarom niet gelijk te worden behandeld.

X bv doet BPM-aangiften voor zeventien auto’s. In geschil is of teveel BPM is voldaan. Volgens X bv heeft de inspecteur in de bezwaarfase de hoorplicht geschonden. X bv wenst per week maximaal 25 dossiers digitaal te ontvangen en wil per hoorgesprek maximaal 25 zaken behandelen. Volgens Rechtbank Den Haag dient de gemachtigde zeer veel bezwaarschriften in. Van hem mag worden verwacht dat hij zijn bedrijfsvoering daarop aanpast. Er is voldoende gelegenheid geboden om te worden gehoord. In hoger beroep stelt X bv dat vergunninghouders de BPM later mogen betalen en dat zij spontaan extra leeftijdskortingen krijgen.

Hof Den Haag oordeelt dat X bv en vergunninghouders in de zin van art. 8 Wet BPM 1992 geen gelijke gevallen zijn, gelet op de voorwaarden die aan de vergunning worden gesteld. Zij hoeven daarom niet gelijk te worden behandeld. Met de enkele stelling dat recht bestaat op extra leeftijdskortingen, maakt X bv dit niet aannemelijk. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond. X bv is vooraf in algemene zin gewaarschuwd dat toekomstige stukken met beledigende en/of grove taal niet meer worden gelezen en dat zij bij de beoordeling niet in de beschouwing worden betrokken. Dit kan betekenen dat haar hoger beroepen vanwege het ontbreken van een motivering niet-ontvankelijk zullen zijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 8

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Editie: 4 september

Informatiesoort: VN Vandaag

101

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen