Rechtbank Overijssel oordeelt dat het legestarief voor het mogen landen en opstijgen van een helikopter buiten de luchthavens niet leidt tot een onredelijke of willekeurige belastingheffing.

Belanghebbende, X bv, vraagt bij de provincie Overijssel tweemaal toestemming om met haar helikopter te stijgen of te landen buiten de luchthaven (art. 8a.51 van de Wet luchtvaart). Volgens de aanvraag geeft de ontheffing die X bv heeft aangevraagd het recht om voor 1 tot 12 dagen per kalenderjaar buiten de luchthaven te landen of op te stijgen. Een van de aanvragen wordt door X bv ingetrokken. X bv ontvangt twee legesaanslagen van € 634. In geschil is of de legesaanslagen terecht zijn opgelegd.

Rechtbank Overijssel oordeelt dat het legestarief voor het mogen landen en opstijgen van een helikopter buiten de luchthavens niet leidt tot een onredelijke of willekeurige belastingheffing. Er is geen sprake van een motiveringsgebrek in die zin dat de provincie ten onrechte een onderscheid zou maken tussen helikopters en andere luchtvaartuigen. Van schending van de opbrengstnorm van art. 225 lid 1 Provinciewet is geen sprake. Bij het ramen van de baten en de lasten mocht de provincie er vanuit gaan dat de rijksbijdrage zou worden verminderd. Dat na het vaststellen van de tarieven is gebleken dat de rijksbijdrage anders zou uitvallen, doet aan de redelijkheid van de gemaakte ramingen niet af. Het beroep van X bv wordt ongegrond verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Provinciewet 223 

Provinciewet 225

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Overijssel

Editie: 23 november

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen