Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening. Ten aanzien van het verzoek om te bepalen dat in 2009 geen stakingswinst is genoten geldt dat geen sprake is van onverwijlde spoed.
In 2016 wordt bij Hof Den Haag overeenstemming bereikt over de hoogte van de door X in 2009 genoten stakingswinst. Vervolgens start X diverse procedures, zoals het verzoek voor een voorlopige voorziening, een verzoek om ambtshalve vermindering en een herzieningsverzoek. Op 15 januari 2024 dient X weer een verzoek om een voorlopige voorziening in. Zo wil X onder andere dat wordt bepaald dat hij in 2009 geen stakingswinst heeft genoten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening. Ten aanzien van het verzoek om te bepalen dat in 2009 geen stakingswinst is genoten geldt dat geen sprake is van onverwijlde spoed. Dit geldt ook voor het verzoek om, ten aanzien van de IB/PVV-aanslag voor het jaar 2017, alsnog te worden gehoord en de stukken in te zien. Voor de verzoeken om terugbetaling van rente, de verschuldigdheid van een dwangsom en de verplaatsing van de zittingsplaats verklaart de rechtbank zich kennelijk onbevoegd om daarover te beslissen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:81
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 22 februari
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting