Belanghebbende, X bv, sluit eind 2007 een intentieovereenkomst met B SA en C om een satellietcommunicatiesysteem in Guinee tot stand te brengen en te exploiteren. Met geld dat zij van C leent, financiert X bv de aankoop van de benodigde apparatuur. Het project komt echter niet van de grond, zodat de samenwerking wordt beëindigd. Hierbij verklaren X bv en C dat zij niets meer van elkaar te vorderen hebben. X bv waardeert de apparatuur vervolgens af ten laste van haar winst. De schuld aan C neemt X bv niet meer op in haar jaarrekening 2009. Ze laat deze schuld vrijvallen in het resultaat. De inspecteur rekent de schuld van € 257.500 tot de belastbare winst van X bv. X bv stelt dat er sprake is van een onzakelijke lening tussen gelieerde partijen, zodat de afwikkeling zich in de kapitaalsfeer afspeelt. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv en C niet kwalificeren als gelieerde partijen. De rechtbank overweegt daarbij dat C bij het aangaan van de lening geen aandeelhouder in X bv was, of in een met X bv verbonden vennootschap. Verder zijn aan C ook geen aandelen in X bv of een met haar verbonden vennootschap toegekend in het kader van de geldverstrekking. De inspecteur heeft de kwijtscheldingswinst terecht belast.
Hof Amsterdam oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat zij en C verbonden partijen waren. De geldlening is volgens het hof dan ook niet te kwalificeren als een onzakelijke lening. Het hof overweegt hierbij dat het feit dat X bv, B SA en C hadden afgesproken om de resultaten gelijkelijk te verdelen, niet tot gevolg heeft gehad dat daardoor tussen partijen een (toekomstige) aandeelhoudersrelatie of een daarmee op één lijn te stellen gelieerdheid zou ontstaan. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.13
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 24 februari