X bv doet medio augustus 2012 BPM-aangifte voor de registratie van een personenauto. Volgens de aangifte is het een gebruikte auto en is de verschuldigde BPM € 5.712. In 2014 legt de inspecteur een naheffingsaanslag op van € 3.739. Tussen partijen is thans niet meer in geschil dat de auto ten tijde van de aangifte was aan te merken als nieuw en ongebruikt. Indien de auto in 2011 als zodanig zou zijn ingevoerd, zou de verschuldigde BPM € 6.921 hebben bedragen. Aangezien de auto in augustus 2012 als nieuw en ongebruikt is ingevoerd, is de verschuldigde BPM door de tariefswijziging per 1 juli 2012 € 9.451. Rechtbank Gelderland handhaaft de aanslag. X bv gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat X bv zich vergeefs beroept op de overgangsregeling van art. 16a Wet BPM 1992. De auto is namelijk pas op 3 september 2012 geregistreerd en dat is meer dan twee maanden na de tariefswijziging van 1 juli 2012. X bv beroept zich ook vergeefs op het gelijkheidsbeginsel. De auto moet namelijk worden vergeleken met nieuwe en ongebruikte personenauto's die vergelijkbaar zijn met het merk en model en die eveneens ná 1 juli 2012 in Nederland zijn ingevoerd. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 12 augustus