Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur terecht een BTW-naheffingsaanslag heeft opgelegd aan X. X is namelijk vóór 31 december 2009 geen contractueel vastgelegde verplichtingen jegens B aangegaan voor de bouw van de appartementen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, stichting woningbouwvereniging X, verricht uitsluitend BTW-vrijgestelde prestaties. Bouwbedrijf B bv is in samenwerking met de gemeente Neder-Betuwe bezig met een plan om appartementen voor senioren te ontwikkelen. Begin 2009 meldt X aan B bv dat zij interesse heeft in het bouwplan. Begin december 2009 komt het bericht dat de aangevraagde subsidie zal worden verstrekt. In 2011 levert E bv, zonder BTW in rekening te brengen, de appartementsrechten aan X. De appartementen worden vervolgens in 2012 opgeleverd. X heeft in verband met het project geen BTW in aftrek gebracht, en ook geen BTW voldaan in verband met de integratielevering. De inspecteur legt in verband met de eerste ingebruikneming van de appartementen een BTW-naheffingsaanslag op aan X. X beroept zich op de overgangsregeling van het besluit van 23 december 2009 (V-N 2010/4.23). Rechtbank Gelderland oordeelt dat X geen BTW is verschuldigd in verband met de ingebruikneming van de appartementen. De rechtbank wijst daarbij op Mededeling 26 en het besluit van 23 december 2009. Volgens de rechtbank heeft X namelijk voldaan aan de voorwaarde in het besluit van 23 december 2009 dat vóór 31 december 2009 een aanvang is gemaakt met de realisatie van de onroerende zaken. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2018/58.1.5) oordeelt dat de inspecteur terecht een BTW-naheffingsaanslag heeft opgelegd aan X. Volgens het hof is X namelijk vóór 31 december 2009 geen contractueel vastgelegde verplichtingen jegens B aangegaan voor de bouw van de appartementen. Het hof wijst er daarbij op dat geen sprake is van een vastlegging vóór 31 december 2009. Ook merkt het hof op dat op dat moment nog geen sprake was van individualiseerbare woningen waarvoor concrete realisatieplannen bestaan. Het hof wijst het beroep van X op de overgangsregeling in het besluit dan ook af.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 23 juni

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen