X houdt zich, via een gelieerde bv, bezig met het opkopen van toekomstige oogsten van Nederlandse tuinders, het oogsten daarvan met Poolse arbeiders en het verkopen ervan op een veiling in Nederland. X woont officieel in Polen en tekent ruimschoots na de bezwaartermijn bezwaar aan tegen zijn IB-aanslag over 1997. X stelt dat de op 7 december 2000 uitsluitend aangetekend verzonden aanslag retour is gestuurd naar de inspecteur, zodat die wist dat de aanslag hem niet had bereikt. Volgens Hof ’s-Hertogenbosch is de aanslag binnen de driejaarstermijn opgelegd, omdat de aanslag op 7 december 2000 op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt met de terpostbezorging aan het juiste Poolse adres. X stelt in cassatie dat een eerdere aangetekende brief van de inspecteur ook al onbestelbaar retour was gekomen.
De Hoge Raad oordeelt dat de niet tijdige ontvangst van een aangetekend aan het juiste adres verzonden aanslagbiljet – ondanks een eerder retourontvangen brief – niet te wijten is aan een fout van de Belastingdienst. Het maakt ook niet uit dat het Poolse postbedrijf mogelijk heeft verzuimd om voor deze laatste zending een afhaalbericht achter te laten en dat de inspecteur niet heeft onderzocht of dit poststuk ordentelijk op het Poolse adres is aangeboden. Het beroep van X is ook voor overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 3:41
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 7 februari