Aan X zijn voor het belastingjaar 2013 aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing opgelegd. X voert aan dat de beide Verordeningen onverbindend zijn, wegens schending van de opbrengstlimiet. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep. In hoger beroep oordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden dat de geraamde baten bij beide verordeningen niet uitgaan boven de geraamde lasten. Met de uitsplitsing naar de rioolaansluitings- en rioolafvoerkosten, heeft de heffingsambtenaar naar het oordeel van het hof voldaan aan de op hem rustende stelplicht (vgl. HR 18 april 2014, nr. 13/00469, BNB 2014/150). Hieraan doet niet af, dat de raming voor de rioolaansluitkosten bestaat uit voorzieningen, kapitaalslasten en afschrijvingen. De heffingsambtenaar heeft ter zitting toegelicht dat de afschrijvingen zien op eerder gepleegde investeringen, waarvoor geen voorziening was gevormd. Op vervangingsinvesteringen wordt niet afgeschreven; deze worden afgeboekt op eerder gevormde voorzieningen. Ter zake van de afvalstoffenheffing maakt X niet aannemelijk dat minder dan 40% van de kosten van het zwerfafval in de gemeente Wijchen ziet op het verwijderen van huishoudelijk afval uit het openbare gebied. De gemeente heeft deze kosten terecht doorgerekend. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de heffingsambtenaar dat alsnog rekening moet worden gehouden met veegkosten van € 111.677, ofschoon die niet in de raming waren begrepen. Bij het opstellen van de begroting heeft de Gemeenteraad immers, al dan niet impliciet, beslist dat deze kosten op andere wijze worden gefinancierd, dan uit de opbrengst van de reinigingsheffingen. De gemeente heeft zowel bij de rioolheffing als bij de afvalstoffenheffing de omzetbelasting waarop een recht op bijdrage uit het BTW-compensatiefonds bestaat, in de raming als last aangemerkt.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 1 oktober