Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat toepassing van de partiële buitenlandse belastingplicht (30%-regeling) een actieve keuze vereist en dus niet van rechtswege van toepassing is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X woont van 2011-2020 in Nederland en daarna in de VS. Voor 2014-2017 zijn ambtshalve aanslagen IB/PVV aan hem opgelegd. Later dient X alsnog de desbetreffende aangiften in die de inspecteur als bezwaar heeft aangemerkt. In de aangiften claimt X aftrek voor zijn buitenlandse werkdagen (conform het besluit van 23 augustus 2013, DGB2013/70M, Stcrt. 2013, 25663, V-N 2013/43.15 (30%-regeling)). Volgens X is hij van rechtswege partieel buitenlands belastingplichtige en behoren daarom alleen de in Nederland gewerkte dagen tot zijn belastbaar loon. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt X in het ongelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2023/40.1.1) oordeelt dat toepassing van de partiële buitenlandse belastingplicht een actieve keuze vereist en dus niet van rechtswege van toepassing is. X doet vergeefs een beroep op het vertrouwensbeginsel. Door het niet opnemen van box 3 in de ambtshalve aanslagen kan bij X niet de indruk zijn gewekt dat de inspecteur hem in die jaren heeft aangemerkt als partieel buitenlands belastingplichtige. Het maakt niet uit dat zijn gemachtigde voor de voorgaande jaren wel die keuze had gemaakt. Het gelijkheidsbeginsel baat X ook niet. In slechts één geval is weliswaar begunstigend gehandeld, maar dat was kennelijk een fout. X’ beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema De 30%-regeling.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 11
Wet inkomstenbelasting 2001 2.6
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 9 april
Informatiesoort: VN Vandaag