De moeder van X overlijdt in het jaar 2010. In de aangifte voor de erfbelasting heeft X de partnervrijstelling geclaimd omdat hij tot het overlijden van zijn moeder met haar heeft samengewoond en haar heeft verzorgd. Tussen partijen is niet in geschil dat X geen mantelzorgcompliment (art. 19a van de Wet maatschappelijke ondersteuning) heeft genoten. De inspecteur weigert de partnervrijstelling omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor deze toepassing. X beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep. Hof 's-Gravenhage bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De keuze van de wetgever om onderscheid te maken tussen enerzijds bloedverwanten in de eerste graad die wel een mantelzorgcompliment hebben genoten en zij die dat niet hebben, is niet van redelijke grond ontbloot. Deze rechtvaardiging is gelegen in de uitvoerbaarheid van de regeling. De wetgever heeft zonder overschrijding van de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid kunnen menen dat, voor zover al sprake is van gelijke gevallen, een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor dit onderscheid. X heeft geen recht op toepassing van de partnervrijstelling. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof 's-Gravenhage
Editie: 11 februari