X ontvangt voor de jaren 2011 - 2013 een mantelzorgcompliment in verband met de zorg voor haar moeder. De moeder overlijdt in 2013. Tot de nalatenschap behoren de aandelen in A bv. In de aangifte erfbelasting verzoekt X om toepassing van de mantelzorgvrijstelling en om toepassing van de BOR. De inspecteur verleent een voorwaardelijke vrijstelling BOR. In beroep stelt X dat de partnervrijstelling van toepassing is.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X geen recht heeft op de partnervrijstelling. Volgens de rechtbank voldoet X namelijk niet aan de voorwaarden van de partnervrijstelling. De rechtbank wijst er daarbij op dat X niet op hetzelfde adres als haar moeder staat ingeschreven, en dus ook niet 5 jaren op hetzelfde adres als haar moeder ingeschreven heeft gestaan. Ten aanzien van de BOR overweegt de rechtbank dat het vermogen van A bv volledig aangemerkt kan worden als ondernemingsvermogen. De rechtbank overweegt daarbij dat de inspecteur X op 6 mei 2014 heeft verzocht om een specificatie van het ondernemingsvermogen te overleggen. X heeft daarop een brief gestuurd waarbij de aandelen A bv op € 101.000 worden gewaardeerd. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur om nadere informatie verzocht, die X heeft verstrekt. De inspecteur heeft daarop, met de aanslag, een voorwaardelijke vrijstelling BOR toegekend. Deze vrijstelling is volgens de rechtbank terecht toegekend. De rechtbank vermindert de aanslag erfbelasting i.v.m. aftrek latente belastingschulden.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 11 augustus