Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het ‘restant persoonsgebonden aftrek’ terecht niet in aanmerking heeft genomen en dat de aanslag IB/PVV 2018 tot het juiste bedrag is vastgesteld. Een terugbetalingsverplichting van gelden die ter zake van krediet zijn ontvangen kwalificeert niet als persoonsgebonden aftrek.

X heeft in 2011 een starterskrediet van € 20.000 ontvangen van het UWV. Met ingang van 1 januari 2014 heeft hij zijn onderneming, waarvoor hij het krediet heeft ontvangen, gestaakt. Hierdoor moet X het krediet terugbetalen aan het UWV. Begin 2019 stond nog een bedrag van € 14.636 open. X heeft in zijn aangifte IB/PVV 2018 een bedrag van € 14.636 aan ‘restant persoonsgebonden aftrek’ opgenomen. De inspecteur heeft dit bedrag niet in aanmerking genomen. In geschil is of dat juist is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het ‘restant persoonsgebonden aftrek’ terecht niet in aanmerking heeft genomen en dat de aanslag IB/PVV 2018 tot het juiste bedrag is vastgesteld. Terugbetalingsverplichtingen van gelden die ter zake van krediet zijn ontvangen vallen niet onder een in de Wet IB 2001 opgenomen persoonsgebonden aftrekpost. Ook komt X geen aftrek ter zake van negatief loon toe, omdat X niet aannemelijk maakt dat de gelden in een eerder jaar tot het belastbaar inkomen zijn gerekend, ongeacht of het krediet überhaupt kwalificeert als belastbaar inkomen. Het feit dat de inspecteur een te hoog verzamelinkomen in de vooraankondiging van de aanslag vermeldt, is slordig, maar leidt er niet toe dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 23 januari

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen