De strafkamer van de Hoge Raad bevestigt dat de notariële afrekening met de door de verkoper verschuldigde BTW, die door de heer X voor akkoord is ondertekend, als ‘eigen’ verkoopfactuur van zijn bv is aan te merken, zodat de verschuldigdheid van de BTW reeds daaruit voortvloeide.
De heer X is vastgoedhandelaar en zijn bv verkoopt vanwege de financiële crisis in 2008 een aantal panden aan woningbouwvereniging Rochdale. X wordt later als leidinggevende van de bv vervolgd, omdat de verschuldigde BTW (€ 1.486.750) – op basis van een foutieve aangifte – niet is afgedragen. Volgens Hof Amsterdam (strafkamer) was er ten tijde van het doen van aangifte geen pleitbaar standpunt om de Rochdale-deal niet in de aangifte op te nemen. X krijgt een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. X beroept zich in cassatie op HR 21 april 2017, 15/05278, V-N 2017/22.9.
De strafkamer van de Hoge Raad bevestigt dat de notariële afrekening met de door de verkoper verschuldigde BTW, die door X voor akkoord is ondertekend, als ‘eigen’ verkoopfactuur van de bv is aan te merken, zodat de verschuldigdheid van de BTW reeds voortvloeide uit art. 37 Wet OB 1968. Er is dus geen pleitbaar standpunt. Het beroep van X is slechts gegrond, omdat de redelijke termijn is overschreden. De straf wordt daarom gematigd tot achttien maanden en drie weken, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Wet op de omzetbelasting 1968 37
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Strafrecht
Instantie: Hoge Raad (Strafkamer)
Editie: 14 oktober