In zijn IB-aangifte 2015 claimt X onder andere een aftrek in verband met extra uitgaven voor kleding en beddengoed. De inspecteur verzoekt X om de benodigde gegevens te verstrekken. Omdat X niet alle benodigde gegevens verstrekt, honoreert de inspecteur de aftrek in verband met extra uitgaven voor kleding en beddengoed van X niet, en wijkt hij af van de aangifte. In de bezwaarfase overlegt X alsnog gegevens waaruit blijkt dat hij al langer dan een jaar last heeft van eczeem, en vermindert de inspecteur de aanslag. Hij is echter van mening dat X geen recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten.
Hof Amsterdam oordeelt dat X geen recht heeft op een proceskostenvergoeding. Nu X pas in de bezwaarfase een verklaring over zijn eczeem heeft overgelegd, is de aanslag niet herzien wegens een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid. Het hof acht daarbij van belang dat X de mogelijkheid om op de vragen van de inspecteur te reageren onbenut heeft gelaten en pas in de bezwaarfase het, noodzakelijke, aanvullende bewijs heeft overgelegd. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15