Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het beroep gegrond is, maar dat er geen reden is om een proceskostenvergoeding toe te kennen. X heeft namelijk pas in de beroepsfase de vereiste Duitse inkomensverklaring verstrekt.

X woont in Duitsland en ontvangt twee Nederlandse pensioenen. In zijn aangifte stelt X een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige te zijn en claimt toepassing van de heffingskortingen. In geschil is of de inspecteur dat terecht heeft geweigerd wegens het ontbreken van een Duitse inkomensverklaring, waaruit blijkt dat zijn inkomen geheel of nagenoeg geheel bestaat uit Nederlandse inkomsten. Pas in de beroepsfase overlegt X de betreffende verklaring. De aanslag en de belastingrente zijn daarom inmiddels ambtshalve verminderd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het beroep gegrond is, maar dat er geen reden is om een proceskostenvergoeding toe te kennen. X heeft namelijk pas in de beroepsfase de verklaring verstrekt. Uit de inkomensverklaring blijkt dat het inkomen van X geheel of nagenoeg geheel bestaat uit het uit Nederland afkomstige inkomen uit vroegere dienstbetrekking. In tegenstelling tot hetgeen op de inkomensverklaring is vermeld, zijn deze inkomsten wel in Nederland belast. Met het overleggen van de inkomensverklaring is dus voldaan aan de voorwaarden om te worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Dit betekent dat belanghebbende recht heeft op de toepassing van heffingskortingen. Op grond van het belastingverdrag heeft Nederland het heffingsrecht en moet uitsluitend Duitsland voorkoming van dubbele belasting verlenen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 21bis

Wet inkomstenbelasting 2001 7.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 23 juni

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen