X werkt in de jaren 2010 - 2014 als Rijnvarende voor een Luxemburgse werkgever. X stelt dat zij recht heeft op PVV-vrijstelling. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt X in het gelijk en kent een proceskostenvergoeding toe. Hof 's-Hertogenbosch wijst de stellingen van X af en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Het hof kent wel een proceskostenvergoeding toe. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat X recht heeft op een vrijstelling ter hoogte van de vrije ruimte van de werkkostenregeling van het door haar van haar werkgever genoten loon. De Hoge Raad kent vervolgens een proceskostenvergoeding toe en verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden om de BWIW’s voor de jaren 2013 en 2014 vast te stellen. Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad vermindert de inspecteur de IB-aanslagen 2013 en 2014. X trekt daarop het hoger beroep in en verzoekt om een proceskostenvergoeding. Volgens de inspecteur komt X in principe in aanmerking voor een proceskostenvergoeding.
Hof Arnhem-Leeuwarden wijst het verzoek van X om vergoeding van proceskosten af. Met het arrest van de Hoge Raad zijn de door Hof 's-Hertogenbosch en Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitgesproken proceskostenveroordelingen definitief geworden. Aangezien X in de procedure na verwijzing geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt, heeft zij geen recht op een proceskostenvergoeding.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 12 april