X is strafrechtelijk veroordeeld wegens witwassen en illegaal wapenbezit. In geschil is de ontnemingsvordering en of die terecht door Hof Amsterdam niet-ontvankelijk is verklaard op grond van art. 74 AWR. Dit artikel beoogt te voorkomen dat een ontnemingsmaatregel wordt opgelegd als de opbrengst afkomstig is van een bij een belastingwet strafbaar gesteld feit. De overheid beschikt namelijk over eigen fiscale instrumenten om dat in te vorderen. De strafbare feiten zijn gepleegd vóór 1 juli 2011, zodat de tot die datum geldende tekst van art. 36e lid 1 t/m 3 WvSr van toepassing is. Het bij X aangetroffen contante geld is volgens hem zwart verdiend geld met loodgieterswerk, incassodiensten en het vertrekken van woekerleningen. In de strafzaak is uitgegaan van de juistheid van deze verklaring.
De Hoge Raad oordeelt dat artikel 74 AWR in de weg staat aan de oplegging van een ontnemingsmaatregel voor zover deze betrekking heeft op het wederrechtelijk verkregen voordeel dat correspondeert met het belastingnadeel, dat wil zeggen de belastingschuld die met het begaan van een bij de belastingwet strafbaar gesteld feit is ontweken. Het contante geld is voortgevloeid uit delicten die bij belastingwet strafbaar zijn gesteld en hiertoe beschikt de overheid over eigen fiscale instrumenten. Daarbij is van belang dat niet is vastgesteld dat de door X ontvangen rentevergoedingen zijn gegenereerd door gebruik te maken van aan de belastingheffing onttrokken vermogensbestanddelen. Het cassatieberoep van het Openbaar Ministerie is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 74
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Strafrecht
Instantie: Hoge Raad (Strafkamer)
Editie: 26 november