Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X geen recht heeft op PVV-vrijstelling voor de periode dat hij voor E werkt. X maakt namelijk niet aannemelijk dat de onderneming die het schip exploiteert niet in Nederland is gevestigd.

Belanghebbende, X, is in dienstbetrekking werkzaam voor het Belgische G S.A. In 2012 werkt hij de eerste twee weken op het binnenschip van het Belgische B nv. De rest van het jaar werkt hij, als Rijnvarende, op het schip van E. In zijn IB-aangifte 2012 verzoekt X om PVV-vrijstelling, voor het gehele jaar. De inspecteur verleent slechts vrijstelling voor de eerste twee weken.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X geen recht heeft op PVV-vrijstelling voor de rest van het jaar. Volgens de rechtbank maakt X namelijk niet aannemelijk dat de onderneming die het schip exploiteert niet in Nederland is gevestigd. De rechtbank overweegt hierbij dat de sociale verzekeringsplicht voor Rijnvarenden, zoals X, niet op grond van EG-Verordening 883/2004, maar aan de hand van de Overeenkomst Rijnvarenden, moet worden beoordeeld. Op grond van deze Overeenkomst is van belang wie de exploitant is van het schip. Volgens de rechtbank is hierbij met name van belang de aan de eigenaar afgegeven Rijnvaartverklaring. In casu is dat het in Nederland gevestigde E. De rechtbank kent X nog wel een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting toe over de eerste twee weken van het jaar.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 26 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen