Belanghebbende, X, komt in hoger beroep tegen een uitspraak van Rechtbank Rotterdam. X claimt een proceskostenvergoeding wegens schending van de hoorplicht in de bezwaarfase.
Hof Den Haag oordeelt anders dan de rechtbank dat de gemeente de hoorplicht heeft geschonden. Naar het oordeel van het hof kan niet aan X worden tegengeworpen dat zijn gemachtigde niet binnen de door de heffingsambtenaar gestelde termijn van twee weken heeft verklaard dat hij gebruik wilde maken van het hoorrecht. Daarbij neemt het hof onder meer in aanmerking dat de termijn van twee weken volledig in de vakantieperiode was gelegen. Vrij snel na afloop van deze periode heeft de gemachtigde de heffingsambtenaar gebeld om een afspraak voor een hoorgesprek te maken. Een dag later heeft de gemeente de gemachtigde teruggebeld maar toen was de uitspraak op bezwaar al verzonden. Het hof oordeelt dat de hoorplicht is geschonden en kent X de gevraagde proceskostenvergoeding toe van in totaal € 2230. Verder geeft het hof de heffingsambtenaar de opdracht het door X betaalde griffierecht terug te betalen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:3-d