Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X BV geen recht heeft op aftrek van voorbelasting voor de verbouwingskosten van een gezondheidscentrum. De rechtbank matigt wel de opgelegde verzuimboeten.
X BV heeft in 2016 een onroerende zaak gekocht en deze in 2017 verbouwd tot een gezondheidscentrum, dat in juni 2018 in gebruik is genomen. X BV verhuurt ruimtes in het gezondheidscentrum aan diverse zorgverleners en claimt aftrek van voorbelasting voor de verbouwingskosten. De inspecteur van de Belastingdienst heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd voor de jaren 2017 en 2018, omdat volgens de inspecteur X BV geen recht heeft op aftrek van voorbelasting vanwege vrijgestelde verhuurprestaties. X BV stelt dat zij apothekersactiviteiten verricht en daarom recht heeft op aftrek van voorbelasting. De inspecteur betwist dit en voert aan dat de apothekersactiviteiten door een andere entiteit, BV 2, worden verricht. In geschil is of X BV recht heeft op aftrek van voorbelasting voor de verbouwingskosten van het gezondheidscentrum en of de opgelegde verzuimboeten terecht zijn.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X BV niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij apothekersactiviteiten verrichtte in de relevante tijdvakken. De rechtbank stelt vast dat X BV geen AGB-code heeft en dat de apotheekomzet door BV 2 is verantwoord. Hierdoor heeft X BV geen recht op aftrek van voorbelasting voor de verbouwingskosten. De naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd. De rechtbank matigt echter de verzuimboeten vanwege overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De verzuimboete over 2017 wordt verminderd tot € 4104 en over 2018 tot € 5014.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 20 december
Informatiesoort: VN Vandaag