Belanghebbende, X, voldoet in het jaar 2013 aan de eisen van art. 8.15 Wet IB 2001 (tekst 2013) om in aanmerking te komen voor de alleenstaande-ouderkorting, met uitzondering van de eis dat hij en zijn minderjarige zoon gedurende meer dan zes maanden op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de GBA. De zoon is van 1 januari tot en met 28 augustus 2013 in de GBA ingeschreven op het adres van een jeugdinstelling. In geschil is of X recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting. De inspecteur staat deze heffingskorting niet toe omdat niet voldaan is aan de inschrijvingseis. Het hof beslist dat X wel recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting. Het gelijkheidsbeginsel brengt mee dat het begunstigende beleid dat voor binnenschippers geldt ook bij X moet worden toegepast. De staatssecretaris komt in cassatie.
De Hoge Raad beslist dat X door het niet voldoen aan de inschrijvingseis voor het jaar 2013 geen recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting. De situatie van X is feitelijk en rechtens niet vergelijkbaar met die van binnenschippers voor wie op grond van een goedkeurende regeling (Besluit van 11 november 2011, nr. BLKB2011/1208M, Stcrt. 2011, 20910) begunstigend beleid geldt. Het cassatieberoep van de staatssecretaris is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 1 juli