X dient op 21 juni 2021 zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2020 in, waarin hij twee uitkeringen van het UWV aangeeft. De inspecteur wijkt af van de aangifte en verhoogt het inkomen van X met een uitkering van € 3500 van een andere werkgever, die niet als arbeidsinkomen wordt beschouwd. X maakt bezwaar door een nieuwe aangifte in te dienen, waarin hij alle uitkeringen als ziektewetuitkeringen opgeeft. De inspecteur erkent één uitkering als arbeidsinkomen en verhoogt de arbeidskorting met € 99. X stelt dat de UWV-uitkeringen ook als arbeidsinkomen moeten worden aangemerkt, zodat hij recht heeft op een hogere arbeidskorting.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de aanslag IB/PVV 2020 en de daarin vastgestelde arbeidskorting correct heeft berekend. De UWV-uitkeringen kunnen niet als arbeidsinkomen worden aangemerkt omdat deze niet voldoen aan de wettelijke definitie van arbeidsinkomen. Het zijn geen ziektewetuitkeringen maar uit de door de inspecteur overgelegde renseignering van het UWV volgt dat het gaat om een WGA-uitkering en een aanvulling daarop uit hoofde van de Toeslagenwet. Er is geen sprake van inkomen genoten uit tegenwoordige arbeid. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.1
Wet inkomstenbelasting 2001 8.11
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 3 maart
Informatiesoort: VN Vandaag