Hof Den Haag oordeelt, zij op andere gronden dan de rechtbank, dat X geen recht heeft op een dwangsom.

Belanghebbende, X, maakt op 13 oktober 2015 bezwaar bij de Belastingdienst tegen het niet toekennen van de zogeheten verzilveringsregeling voor zorgkosten. Per brief van 12 november 2015 stelt X de inspecteur in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verzilveringsregeling voor zorgkosten pas kan worden vastgesteld nadat de aanslag IB/PVV onherroepelijk is geworden. Nu in dit geval de aanslag IB/PVV 2015 nog niet onherroepelijk is, is de Belastingdienst dus ook niet in gebreke voor het toekennen van de verzilveringsregeling.

Hof Den Haag oordeelt op andere gronden dan de rechtbank dat X geen recht heeft op een dwangsom. Het hof is anders dan de inspecteur en de rechtbank van oordeel dat de ingebrekestelling van X erop is gericht dat de inspecteur uitspraak doet op het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2015. Dit bezwaar is echter kennelijk ongegrond, omdat het alleen gericht is tegen het niet toekennen van de verzilveringsregeling. De door X gewenste tegemoetkoming in de specifieke zorgkosten wordt namelijk zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld niet gelijktijdig met de aanslag vastgesteld maar pas binnen zes maanden ná het tijdstip waarop de aanslag IB/PVV onherroepelijk is geworden. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 17 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen