Hof Amsterdam oordeelt dat nu in de bezwaarfase de aanmaningskosten reeds tijdig tot nihil zijn teruggebracht er geen recht bestaat op een immateriële schadevergoeding vanwege een te late beslissing met betrekking tot de dwangsombeschikking. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Aan belanghebbende (X) zijn aanmaningskosten in rekening gebracht op de VPB-aanslag 2012. Na een ingebrekestelling schrapt de ontvanger deze kosten in de bezwaarfase. X stelt de ontvanger naderhand in gebreke vanwege het uitblijven van een uitspraak op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn verzoek om een dwangsom. Rechtbank Noord-Holland kent geen dwangsom toe. Wel een immateriële schadevergoeding wegens het uitblijven van een uitspraak inzake het geschil omtrent de dwangsom.

Hof Amsterdam (V-N 2023/19.23.9) beslist op het incidentele hoger beroep van de ontvanger dat X geen recht heeft op de immateriële schadevergoeding. Het geschil in de hoofdzaak omtrent de aanmaningskosten is reeds in bezwaar definitief en binnen de redelijke termijn beslecht. Er is vanaf dan geen sprake meer van spanning en frustratie bij X. Verder beslist het hof dat X geen recht heeft op een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar ter zake. Stapelen van dwangsomprocedures is niet mogelijk. X gaat in cassatie, maar betaalt het griffierecht niet. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:13

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Algemene wet bestuursrecht 8:55d

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 12 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

157

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen