X, is in 1969 geboren en heeft een blijvende aangeboren lichamelijke handicap. X ontvangt eerst een WAJONG uitkering. Later ontvangt hij een (hogere) WAO uitkering omdat hij een aantal jaren in loondienst heeft gewerkt. Dat werk kan hij echter vanwege zijn handicap niet meer uitvoeren. Het UWV heeft in een brief van juni 2013 aangegeven dat X door zijn blijvende beperkingen die al op zijn 17e verjaardag aanwezig waren, blijvend als jonggehandicapt wordt beschouwd. X maakt in de aangifte IB/PVV over 2010 aanspraak op de jonggehandicaptenkorting, maar de inspecteur weigert deze.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat hoewel X in beginsel recht zou kunnen hebben op een Wajong-uitkering, zijn aanspraak op deze uitkering teniet gaat door zijn recht op een andere, hogere, uitkering. Volgens de rechtbank is het niet de bedoeling van de wetgever geweest om in de situatie zoals die zich bij X voordoet, de jonggehandicaptenkorting toe te kennen, dit ondanks zijn mogelijke recht op een Wajong-uitkering. Dat X recht zou hebben op een Wajong-uitkering heeft hij voorts onvoldoende aannemelijk gemaakt, aldus de rechtbank. De brief van het UWV is daartoe niet toereikend. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag over 2010 daarom terecht geen rekening gehouden met de jonggehandicaptenkorting. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.16a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 25 maart