Aan belanghebbende, X, worden diverse navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting opgelegd met boeten van 100% vanwege het feit dat X buitenlandse bankrekeningen niet heeft aangegeven in zijn belastingaangiften. In beroep is alleen nog de hoogte van de boeten in geschil.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat geen recht bestaat op immateriële schadevergoeding als uitsluitend boetes in geschil zijn en deze boetes al zijn verminderd in verband met overschrijding van de redelijke termijn (vgl. ABRvS 4 mei 2010, nr. 200906243/1/V6, ECLI:NL:RVS:2010:BM3243). De rechtbank acht in het geval van X een boete van 50% passend en geboden en verwijst daarbij naar een uitspraak van Hof Amsterdam in de zaak van de broer van X (Hof Amsterdam 5 juli 2012, nrs. 06/00464 en 06/00465, V-N 2012/44.24.2). Hoewel X zijn buitenlandse bankrekeningen bewust heeft verzwegen, zijn de door de inspecteur opgelegde boetes van 100% te hoog. De boetes worden vanwege overschrijding van de redelijke termijn verder verminderd met 20% tot 40%. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om naast deze boetevermindering nog een immateriële schadevergoeding toe te kennen.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 19 november