Aan belanghebbende, X, worden diverse navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting opgelegd met boeten van 100% vanwege het feit dat X buitenlandse bankrekeningen niet heeft aangegeven in zijn belastingaangiften. In beroep is alleen nog de hoogte van de boeten in geschil.
Hof Amsterdam is het eens met de beslissing van Rechtbank Noord-Holland dat geen recht bestaat op immateriële schadevergoeding als uitsluitend boetes in geschil zijn en deze boetes al zijn verminderd in verband met overschrijding van de redelijke termijn (vgl. ABRvS 4 mei 2010, nr. 200906243/1/V6, ECLI:NL:RVS:2010:BM3243). De rechtbank heeft de boetes wegens overschrijding van de redelijke termijn met 20% gematigd en ziet geen aanleiding om daarnaast een vergoeding wegens immateriële schade toe te kennen. De rechtbank wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af. Het hof verenigt zich met deze beslissing en maakt de grond waarop de beslissing rust tot de zijne. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6