Hof Den Haag oordeelt, onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad, dat voor het jaar 2016 geen rechtsherstel hoeft te worden geboden wegens strijd met art. 1 EP EVRM. Dit ondanks het feit dat het hof wel begrip heeft voor het standpunt van X.
X is het niet eens met de door haar verschuldigde box 3-heffing. De rendementsgrondslag op 1 januari 2016 bedraagt € 118.552. Rechtbank Den Haag oordeelt dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last en dat de jurisprudentie die betrekking heeft op het jaar 2017 niet van toepassing is op het jaar 2016. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt, onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad, dat voor het jaar 2016 geen rechtsherstel hoeft te worden geboden wegens strijd met art. 1 EP EVRM. Dit ondanks het feit dat het hof wel begrip heeft voor het standpunt van X. Ingrijpen is pas mogelijk vanaf het jaar 2017. Ook is er volgens het hof, de gehele financiële situatie van X in ogenschouw nemend, geen sprake van een individuele en buitensporige last. Daarbij stelt het hof vast dat de box 3-heffing € 1422 bedraagt en dat X niet alleen over spaartegoeden van € 135.000 beschikt, maar ook over onroerende zaken met een WOZ-waarde van in totaal € 565.000. Verder heeft X in 2013 nog een van box 3-heffing vrijgestelde vergoeding van € 580.000 ontvangen. Aangezien X verder ook nog inkomsten heeft genoten, maakt zij niet aannemelijk dat zij moet interen op haar vermogen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het Dossier Box 3, onderdeel Rechtsherstel.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Editie: 3 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen
Instantie: Hof Den Haag