Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 geen soulaas biedt, omdat het voordeel uit sparen en beleggen met toepassing daarvan zou worden vastgesteld op € 16.206, terwijl het voordeel bij de aanslag is vastgesteld op € 15.493.
X is gehuwd en het gezamenlijke belastbare vermogen van € 443.912 wordt voor € 365.000 aan haar toegerekend. De aanslag is conform de aangifte vastgesteld op een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.493. Volgens X is haar voordeel uit sparen en beleggen slechts € 6922, zijnde het werkelijke rendement van het aan haar toegerekende deel.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 geen soelaas biedt, omdat het voordeel uit sparen en beleggen met toepassing daarvan zou worden vastgesteld op € 16.206, terwijl het voordeel bij de aanslag is vastgesteld op € 15.493. Het door X berekende werkelijk rendement wordt niet tot uitgangspunt genomen. De inspecteur heeft er onder meer op gewezen dat voor vaststelling van het rendement op de familiebanklening ten onrechte niet is uitgegaan van het overeengekomen rentepercentage van 7%. De inspecteur heeft het inkomen uit sparen en beleggen niet tot een te hoog bedrag vastgesteld. De aanslag is geen individuele buitensporige last. X heeft zelf weliswaar geen inkomen uit werk en woning, maar haar echtgenoot wel en dat is voldoende om de box 3-heffing te betalen. Het beroep van X is ongegrond.
Lees ook het Dossier Box 3.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Dossiers: Box 3
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 23 mei