X sluit een overeenkomst gesloten met een gemeente en een (onderwijs)stichting om een basisschool en dorpshuis te realiseren en te exploiteren. X reikt facturen met BTW uit aan de gemeente. Kort vóór de oplevering gaat X failliet. X crediteert de eerder uitgereikte facturen aan de gemeente en vraagt het brutobedrag als onbelaste investeringssubsidie aan. X dient een verzoek om teruggaaf van de in rekening gebrachte BTW in. De Belastingdienst wijst het verzoek af. Ook het bezwaar tegen dit besluit wijst de Belastingdienst af.
Volgens Hof ’s-Hertogenbosch had Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep al niet-ontvankelijk moeten verklaren. X kan zich tot de burgerlijke rechter wenden. De afwijzing van het verzoek om teruggaaf is in dit geval geen voor bezwaar vatbare beschikking en vernietigt de uitspraak op bezwaar. Ter zitting blijkt namelijk dat X geen aangifte heeft gedaan over het tweede kwartaal 2019, terwijl de Belastingdienst wel een aangifte heeft uitgereikt. Het verzoek om teruggaaf is daarom geen bezwaar tegen de voldoening op aangifte. Een verzoek om teruggaaf is bovendien alleen rechtsgeldig, als dat bij de aangifte wordt gedaan. Een bezwaar tegen voldoening op aangifte in eerdere tijdvakken is tot slot te laat ingediend, waardoor zo’n verzoek alleen voor ambtshalve teruggave in aanmerking komt. Het hof behandelt het verzoek dan ook niet inhoudelijk.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 31
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Wet op de omzetbelasting 1968 37
Wet op de omzetbelasting 1968 8
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 25 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag