Naar aanleiding van twee door de Tweede Kamer aangenomen moties hebben twee onafhankelijke experts onderzoek gedaan naar de fiscale positie van de Bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV). Staatssecretaris Van Oostenbruggen van Financiën deelt hun conclusies met de Kamer.

Er is volgens de onderzoekers geen reden thans te adviseren tot defiscalisering of brutering van de BIV-uitkering, die wordt toegekend aan bepaalde oud-militairen. De netto bedragen die de oud-militairen ontvangen aan BIV zijn, naar de civielrechtelijke normen, over het algemeen een afdoende vergoeding voor de geleden immateriële schade (smartengeld). Indien gekozen zou worden voor een van de genoemde (fiscale) alternatieven, te weten defiscalisering of brutering, ontvangen de BIV-gerechtigden juist (veel) meer dan waarop zij volgens de civielrechtelijke normen recht hebben. Ook de suggestie die in de Kamer werd gedaan om de periodieke BIV om te zetten in een eenmalige uitkering, wordt door de experts niet overgenomen.

De BIV-uitkering moet worden aangemerkt als een niet-vrijgestelde periodieke uitkering die in de heffing van inkomstenbelasting wordt betrokken. Om de ontvangers van de BIV-uitkering te ontzorgen heeft de wetgever ervoor gekozen om de BIV-uitkering alsnog weer onder de loonbelasting te brengen door deze toe te voegen aan de lijst van periodieke uitkeringen waarop loonbelasting als voorheffing wordt ingehouden.

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 33

Wet inkomstenbelasting 2001 3.100

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 23 april

Informatiesoort: VN Vandaag

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen