X handelt in auto's en beschikt over een handelaarskenteken. De inspecteur constateert dat op 3 november 2010 gebruik van de weg is gemaakt met een auto, die sinds 13 augustus 2010 tot de bedrijfsvoorraad behoort, en dat de auto niet was voorzien van handelaarskentekenplaten. Naar aanleiding van deze constatering legt de inspecteur een MRB-naheffingsaanslag op over een periode van twaalf maanden. Tevens legt hij een boete van 100% op ad € 407. Rechtbank Breda vermindert de boete omdat X de auto slechts drieënhalve maand in bezit heeft gehad. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de naheffing over een tijdsduur van twaalf maanden een dusdanig afschrikwekkend en bestraffend karakter heeft, dat deze moet worden aangemerkt als een 'criminal charge'. Het hof vermindert de naheffingsaanslag daarop naar € 350 en vernietigt de boete, omdat er sprake is van een dubbele bestraffing. De Hoge Raad oordeelt dat de niet punitieve strekking van art. 69 lid 2 Wet MRB zozeer overheerst, dat niet kan worden gesproken van een ‘criminal charge' in de zin van art. 6 EVRM. Vervolgens merkt de Hoge Raad op dat er geen sprake is van een dubbele bestraffing, en dat derhalve een boete kan worden opgelegd. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen reden is voor matiging van de boete. Het hof overweegt daarbij dat de boete een bestraffing vormt voor het schenden van de voorwaarden van de handelaarskentekenregeling door X, en niet voor het houden van de auto en het gebruik van de weg daarmee. Het feit dat X de auto slechts drieënhalve maand in zijn bezit heeft gehad vormt volgens het hof geen grond voor matiging van de boete. Het hof handhaaft de boete van €407.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 70
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 13 juli