De heer X werkt van april 2008 tot en met oktober 2008 als reisleider op een passagiersschip. Als reisleider vaart X mee op meerdaagse riviercruises. In geschil is X in zijn IB-aangifte over 2008 terecht reiskostenaftrek van € 1.918 heeft geclaimd. Op grond van art. 3.87 lid 1 Wet IB 2001 geldt deze aftrek alleen als ten minste eenmaal per week wordt gereisd tussen de woning of verblijfplaats en de plaats(en) van werkzaamheden, mits binnen een tijdsbestek van 24 uur zowel heen als terug wordt gereisd en voor zover de reizen plaatsvinden per openbaar vervoer. Meestal kreeg X op zaterdag om 14.00 uur verlof. X reisde dan direct naar huis en was de volgende dag om 18.00 uur weer op het schip ter voorbereiding van de nieuwe inscheping om 18.30 uur. Volgens Rechtbank Breda is de aftrek terecht gecorrigeerd. X gaat in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X geen recht heeft op reisaftrek omdat hij niet binnen een tijdsbestek van 24 uren heen en weer reisde en ook niet over (kopieën van) plaatsbewijzen beschikt. Niet in geschil is dat aan X in navolging van de uitspraak van de rechtbank over de IB-aanslag over 2009 een reisaftrek kan worden verleend van € 285. De inspecteur beroept zich echter op interne compensatie wegens niet door X aangegeven looninkomsten van € 4.762. Daarvan uitgaande, is de aanslag tot een te laag bedrag opgelegd. X heeft het beroep op interne compensatie niet weersproken. Het beroep van X is dus ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.87
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 25 maart