De restschuld mag dan wellicht formeel ontstaan zijn tijdens verificatievergaderingen in de periode 29 oktober 2012 – 31 december 2017, de verkoop van de woning vond daarvoor plaats, zodat de restschuld niet kwalificeert voor renteaftrek.
Belanghebbende (X) is eigenaar van een woning gefinancierd met een hypotheeklening. In 2009 wordt hij persoonlijk failliet verklaard. In 2009 verkoopt de bank de woning. Er volgen twee verificatievergaderingen in 2012 en 2015. X verwerkt in zijn aangifte IB 2018 de rente van de restschuld als negatieve inkomsten uit eigen woning. De inspecteur corrigeert de aftrek: er is geen sprake van een restschuld (art. 3.120a Wet IB 2001) die de aftrek rechtvaardigt. De verkoop van de woning vond immers niet in de periode 29 oktober 2012 – 31 december 2017 plaats.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het moment dat de restschuld ontstaat, wellicht door de verificatievergaderingen, niet relevant is voor het bepalen of aftrek mogelijk is, maar het moment van de verkoop van de woning. Er is dus geen sprake van een restschuld die kwalificeert voor renteaftrek. De belastingdienst-website wekt verder geen in rechte te beschermen vertrouwen dat dit voor X anders is.
Lees ook het thema: Eigenwoningregeling.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 6 juni