Hof Den Haag oordeelt dat X bv geen rente meer hoeft te verantwoorden in verband met de effectenlening. Voor deze lening geldt dat sprake is van een uitdeling door X bv aan A, zodat de lening niet meer bestaat. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

A houdt de aandelen in X bv die op haar beurt de aandelen houdt in pensioen-bv Y. Ultimo 2011 heeft X bv een vordering van € 1 mln. op A in verband met een lening om effecten aan te kopen en een vordering van € 535.000 in verband met een lening voor de eigen woning van A. Verder heeft X bv nog een vordering in rekening-courant op A van € 3,8 mln. In geschil is de rente over de effectenlening en de rekening-courant. De inspecteur stelt ten aanzien van de effectenlening dat sprake is van een winstuitdeling en geen rente meer hoeft te worden verantwoord. Ten aanzien van de rekening-courant stelt A dat de bijgeschreven rente, gelet op zijn slechte financiële positie, feitelijk een waarde van nihil vertegenwoordigt.

Hof Den Haag (V-N 2021/11.1.1) oordeelt dat A geen rente meer aan X bv is verschuldigd in verband met de effectenlening. In zijn uitspraak van 1 december 2020, 19/00489, V-N 2021/11.1.3 heeft het hof namelijk geoordeeld dat voor de effectenlening sprake is van een winstuitdeling door X bv aan A. X bv hoeft dan geen rente meer in aanmerking te nemen voor deze lening. Voor de rekening-courant geldt dat sprake is van een reële lening. Dat A niet meer in staat is om de schuld geheel af te lossen, maakt nog niet dat de lening een schijnlening is. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 februari

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen