Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat X bv onvoldoende motiveert dat het aangifte- en registratieproces tot gevolg heeft dat, achteraf bezien, op importvoertuigen een hogere BPM rust dan op gelijksoortige binnenlandse voertuigen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X bv doet op basis van koerslijsten BPM-aangiften voor een Mercedes Benz A180, een Porsche Panamera en een Audi Q7. De voldoeningen vinden plaats op 8, 14 en 20 maart 2017 en de tenaamstellingen volgen op 10, 24 en 27 maart 2017. Na bezwaar is de BPM met 5% verlaagd, omdat voor de koerslijsten btw-auto’s zijn gebruikt. Volgens Rechtbank Gelderland hoeft de BPM niet verder te worden verminderd. X maakt in hoger beroep aanspraak op vergoeding van rente, omdat het aangifte- en registratieproces bij importvoertuigen ertoe leidt dat de BPM eerder moet worden voldaan dan het moment waarop het belastbare feit (registratie) plaatsvindt.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/21.1.8) oordeelt dat X bv onvoldoende motiveert dat het aangifte- en registratieproces tot gevolg heeft dat, achteraf bezien, op importvoertuigen een hogere BPM rust dan op gelijksoortige binnenlandse voertuigen. Niet meer in geschil is dat de handelsinkoopwaarde van de Audi Q7 als marge-auto mag worden berekend met een nieuwe koerslijst, waardoor de verschuldigde BPM verder wordt verminderd met € 1042. Het beroep van X bv is slechts in zoverre gegrond.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 6 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen