Belanghebbende, X, doet geen aangifte IB/PVV 2009. De inspecteur legt hem om die reden ambtshalve de thans in geschil zijnde aanslag IB/PVV op.
Rechtbank Noord-Holland overweegt dat omkering van de bewijslast een sanctie is die direct uit de wet volgt. Omdat er geen ruimte is voor een belangenafweging, gaat de rechtbank voorbij aan het feit dat de aangifte niet is gedaan als gevolg van een financieel geschil van X met zijn vorige adviseur. De rechtbank oordeelt dat de bedragen die X ter beschikking heeft gesteld aan C bedrijf (totaal € 84.704) pas in box 1 vallen op het moment dat X de economische eigendom van de aandelen in dat bedrijf verwierf (14 februari 2008). Tot die tijd is sprake van box-3-vermogen. De rechtbank acht het niet juist om de vordering van X op C bedrijf op 14 februari 2008 op de nominale waarde te waarderen. X heeft niet overtuigend aangetoond dat er geen redenen waren de vordering af te waarderen. De fluctuaties en de vele afwijkende overzichten die van het verloop van de rekening-courantverhouding zijn gemaakt, maken controle onmogelijk en deze onduidelijkheid komt voor risico van X. De rechtbank stelt de waarde van de vordering op 14 februari 2008 in goede justitie vast op € 42.500. Dit bedrag vormt geen onzakelijke lening en kan in 2009 in aftrek komen in box 1. De vordering van € 42.500 is verhoogd met € 75.562, maar dit is geschied op het moment dat C bedrijf bijna failliet was. Deze toename is daardoor wel onzakelijk, maar kan in box 2 als verlies worden genomen. Gelet op al het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep van X gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92 en 4.12
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 23 maart