Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de vermogensrendementsheffing in 2013 en in 2014 mogelijkerwijs in strijd is met art. 1 EP EVRM, maar dat deze mogelijke schending met een rechtstekort gepaard gaat waarin de rechter niet kan voorzien.

X is het niet eens met de box 3-heffing over zijn vermogen in de jaren 2010 - 2013. Hij is van mening dat de vermogensrendementsheffing op stelselniveau in strijd is met art. 1 EP EVRM. Verder is X van mening dat de reële rendementen belast moeten worden en niet het nominale rendement. Uitgaande van de reële rendementen is de box 3-heffing volgens X zo exorbitant dat er reden is voor rechterlijk ingrijpen.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de vermogensrendementsheffing in 2013 en in 2014 mogelijkerwijs in strijd is met art. 1 EP EVRM, maar dat deze mogelijke schending met een rechtstekort gepaard gaat waarin de rechter niet kan voorzien. Dit geldt ook voor het jaar 2012. Voor de jaren 2010 en 2011 is vastgesteld dat de vermogensrendementsheffing op stelselniveau niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Het hof wijst daarbij op de jurisprudentie van de Hoge Raad. Ten aanzien van de heffing over het reële rendement verwijst het hof naar de arresten van de Hoge Raad van 14 juni 2019 (waaronder nr. 17/05606, V-N 2019/30.5). Uit deze arresten blijkt ook dat er, gezien de Nederlandse constitutionele verhoudingen, geen ruimte is voor rechterlijk ingrijpen ten aanzien van de vormgeving van de belastingheffing over inkomen uit sparen en beleggen. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 3 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen