X is het niet eens met een op aangifte voldaan bedrag aan BPM. In cassatie is in geschil of in de bezwaarfase de hoorplicht is geschonden.
De Hoge Raad oordeelt dat de hoorplicht niet is geschonden als de belanghebbende zelf geen gebruik maakt van de gelegenheid die hem wordt geboden om te worden gehoord. De inspecteur heeft de gemachtigde van X in de gelegenheid gesteld te worden gehoord op bezwaren in specifiek genoemde zaken, waaronder de zaken van X. Dat hoorgesprek heeft ook plaatsgevonden. Dat X in dat gesprek geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord over de bezwaren in de onderhavige zaken, brengt dan niet mee dat de inspecteur niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Dat zou anders zijn als X door een omstandigheid die voor rekening van de inspecteur moet blijven, geen gebruik kon maken van de gelegenheid om te worden gehoord. Hiervan is echter geen sprake. Dat onenigheid is ontstaan tussen de gemachtigde en de inspecteur is niet een dergelijke voor de inspecteur komende omstandigheid. Aangezien de uitspraak van het hof geen andere vaststelling inhoudt dan dat tijdens het hoorgesprek onenigheid is ontstaan, en het middel niet erover klaagt dat het hof ter zake anders had moeten vaststellen, faalt het middel van X in zoverre. Omdat ook de andere middelen van X falen (art. 81 RO), is zijn cassatieberoep ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 9 november