Hof Amsterdam oordeelt dat X zijn gestelde onzekerheid in de bezwaarfase niet aannemelijk maakt. Zijn eerste verzoek was namelijk geheel gehonoreerd en het onderhavige verzoek is door de inspecteur wegens termijnoverschrijding afgewezen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Aan X is over 2014 aanvankelijk een ambtshalve IB-aanslag opgelegd. In 2019 ontvangt de inspecteur een herziene aangifte over 2014 en hij verlaagt de aanslag conform. In 2020 doet X nogmaals aangifte waaruit juist weer een hoger verzamelinkomen volgt. Volgens de inspecteer is het verzoek buiten de vijfjaarstermijn ingediend en hij wijst het verzoek af. In geschil is of X in de bezwaarfase terecht niet is gehoord. Rechtbank Noord-Holland stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat hij in de bezwaarfase in onzekerheid verkeerde.
Hof Amsterdam (V-N Vandaag 2023/1151) oordeelt dat X de gestelde onzekerheid niet aannemelijk maakt. Zijn verzoek van 2019 is namelijk geheel gehonoreerd en het verzoek van 2020 is door de inspecteur wegens termijnoverschrijding afgewezen. Bovendien heeft X nooit telefonisch contact met de inspecteur opgenomen en werd volgens de inspecteur ook niet gereageerd op uitnodigingen om gehoord te worden. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:4
Algemene wet bestuursrecht 7:3
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 15 januari
Informatiesoort: VN Vandaag