Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur de informatiebeschikking wegens het niet verstrekken van informatie betreffende een buitenlandse bankrekening ten onrechte heeft gegeven.

In het kader van het project Bank Zonder Naam heeft de inspecteur de moeder van belanghebbende, X, als houdster van een bankrekening bij de HSBV Bank in Zwitserland geïdentificeerd. In een aantal vragenbrieven wordt X verzocht nadere informatie over buitenlandse bankrekeningen(en) te verschaffen. X ontkent een buitenlandse bankrekening te hebben gehad en zij ontkent medegerechtigd te zijn tot de rekening bij HSBC in Zwitserland. De inspecteur geeftt vervolgens de in geschil zijnde informatiebeschikking  waarin X wordt verzocht om als gerechtigde van de desbetreffende HSBC-rekening nadere gegevens en inlichtingen van die rekening te verstrekken. X gaat in beroep.

Rechtbank Den Haag overweegt dat X met hetgeen zij aan informatie heeft verstrekt, voldaan heeft aan de op haar rustende informatieverplichting van artikel 47 AWR. X heeft de vragenbrieven van de inspecteur beantwoord en dus informatie verstrekt. Dat de inspecteur heeft aangevoerd dat X gemachtigde ("Attorney") is van de rekening vormt onvoldoende grond voor de conclusie dat X als (mede) gerechtigde tot die rekening dient te worden aangemerkt. Van schending van de informatieverplichting is dus geen sprake. Het beroep is gegrond. De informatiebeschikking is ten onrechte gegeven en wordt vernietigd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 21 augustus

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen