Belanghebbende, X bv, biedt tegen betaling rondvaarten aan door wateren van Amsterdam. Zij heeft hiervoor op aangifte bedragen aan vermakelijkheidsretributie voldaan. X bv stelt dat de heffingsambtenaar een meerderheid van met haar vergelijkbare belastingplichtigen ten onrechte niet in de heffing heeft betrokken en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Hof Amsterdam stelt X bv deels in het gelijk. In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat de oordelen van het hof niet stroken met het arrest HR 13 juli 2012, nr. 11/00162, BNB 2013/2, V-N 2012/37.6 dat is gewezen na de uitspraak van het hof (HR 13 juli 2012, nr. 11/00162, V-N 2012/37.6).
Hof Den Haag oordeelt na verwijzing dat zich bij de Amsterdamse vermakelijkheidsretributie te water geen schending van de meerderheidsregel voordoet. Uit het onderzoek dat het hof heeft gedaan volgt dat de heffingsambtenaar in geen enkel kwartaal in periode van 1 januari 2005 t/m 31 maart 2007 noch in de periode van 1 april 2007 t/m 30 september 2009 in een meerderheid van de vergelijkbare gevallen waarmee hij bekend was expliciet of impliciet een standpunt heeft ingenomen op grond waarvan hij een juiste wetstoepassing achterwege heeft gelaten.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Den Haag