Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar met de programmabegroting 2018 aannemelijk maakt dat er geen sprake is van overschrijding van de opbrengstlimiet.

Belanghebbende, X, is het niet eens met een aanslag watersysteemheffing 2018 van Belastingsamenwerking Oost-Brabant. X stelt dat de opbrengstlimiet is overschreden. In geschil is of de aanslag terecht is.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar met de programmabegroting 2018 aannemelijk maakt dat er geen sprake is van overschrijding van de opbrengstlimiet. X stelt dat er sprake is van overschrijding van de opbrengstlimiet, omdat de geraamde opbrengsten uit de watersysteemheffing de geraamde lasten ter zake van het beheer van het watersysteem overstijgen. Ter onderbouwing verwijst X naar HR 4 april 2014 (V-N 2014/17.24). De Hoge Raad geeft in dit arrest nadere uitleg over de uitgangspunten betreffende geschillen over de opbrengstlimiet. De bewijslast ten aanzien van de feitelijke onderbouwing van overschrijding van de opbrengstlimiet rust op de belanghebbende. X slaagt er niet in dat dat zij op zitting voldoende heeft gemotiveerd dat ten aanzien van bepaalde posten redelijke twijfel bestaat of dat er sprake is van een ‘last ter zake’. Dat X is geschaad in haar processuele belangen, is niet gebleken. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 115

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 13 januari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen